FAQs

FAQs

Hoe werkt de test?
1. Kan het resultaat het gevolg zijn van de volgorde waarin ik de twee onderdelen deed? Ik moest eerst een categorie met aangename woorden groeperen. Ik vond het daarna moeilijk om de andere categorie met aangename woorden te groeperen.
2. Hoe meet de IAT impliciete attitudes?
3. Wat betekent het als ik een testresultaat krijg waarvan ik vind dat het mij niet goed beschrijft, of dat ik dezelfde test twee keer doe maar steeds een verschillend resultaat krijg?
4. De rode X-en dwongen me om antwoorden te geven die ik eigenlijk niet passend vond. Betekent dit dat de test voor mij niet werkt?
5. Waar kan ik de technische bespreking van impliciete sociale cognitie en de IAT vinden?

Specifieke tests
6. Jonge mensen vertonen een automatische voorkeur voor ‘Jong’. Vertonen oudere mensen een automatische voorkeur voor ‘Oud’?
7. Waarom wordt er gebruik gemaakt van gezichten om de groepen Blank en Zwart te representeren?
8. Reflecteert de voorkeur voor Blank ten opzichte van Zwart in de Zwart-Wit attitude IAT sompelweg een voorkeur voor de eigen groep?
9. Laten gekleurde deelnemers een voorkeur voor Gekleurd ten opzichte van Blank zien op de ras attitude IAT?
10. Laten jonge kinderen een automatische voorkeur voor Blank ten opzichte van Gekleurd zien?

Interpretatie
11. Wat betekent het dat mijn IAT score als ‘licht’, ‘gemiddeld’ of ‘sterk’ bestempeld wordt?
12. Mijn feedback was dat "er teveel fouten zijn gemaakt om een resultaat vast te stellen". Betekent dit dat ik geen automatische voorkeur of associatie heb?
13. Wanneer komen impliciete attitudes overeen met expliciete attitudes?
14. Wat kan ik doen aan een automatische voorkeur die ik liever niet zou hebben?
15. Kan een resultaat dat verwijst naar een voorkeur voor een groep ten opzichte van een andere groep ontstaan door meer bekendheid met de ene groep dan met de andere groep?
16. Als mijn IAT een automatische voorkeur voor Blank laat zien, betekent dit dan dat ik bevooroordeeld ben?
17. Komen automatische ras- of etnische voorkeuren ook voor in andere landen, ten aanzien van andere groepen?
18. Waarom laten veel mensen een automatische voorkeur voor Blank ten opzichte van Zwart zien?

Definities
19. Wat is een impliciete attitude?
20. Wat is een impliciet stereotype?
21. Wat zijn 'expliciete' attitudes of overtuigingen?
22. Wat is het verschil tussen 'impliciet' en 'automatisch'?
23. Wat is het verschil tussen v'oorkeur', 'attitude' en 'associatie'?

Opmerking: Indien je enige technische problemen tegenkomt, kijk dan hier, or rapporteer de aard van je technische problemen. For verdere vragen of opmerkingen, mail implicit@wjh.harvard.edu.

  1. Kan het resultaat het gevolg zijn van de volgorde waarin ik de twee onderdelen deed? Ik moest eerst een categorie met aangename woorden groeperen. Ik vond het daarna moeilijk om de andere categorie met aangename woorden te groeperen.

    Antwoord: De volgorde waarin de testen worden afgenomen beïnvloedt in sommige gevallen wel degelijk de globale testresultaten. Deze invloed is echter beperkt en recente aanpassingen van de test hebben de invloed van volgorde sterk teruggedrongen. Vanwege dit zogenaamde volgorde-effect worden de volgordes waarin de IAT’s op deze website aangeboden worden willekeurig bepaald. Voor alle weergegeven data hebben we ervoor gezorgd dat de helft van de deelnemers eerst versie A en dan versie B kreeg en de andere helft eerst versie B en dan versie A . In het meest recente ontwerp van de test heeft de volgorde slechts een minimale invloed op de testresultaten. Als u wilt controleren of de volgorde een verschil maakt voor u, kunt u de test opnieuw doen en hem voltooien als u wordt toegewezen aan de omgekeerde volgorde. Als u de test twee keer uitvoert in een verschillende volgorde en u krijgt verschillende uitkomsten, dan is het gemiddelde van deze uitkomsten de beste benadering van uw resultaat. Voor meer informatie over het volgorde-effect, lees dit artikel (Nosek, Greenwald, & Banaji, in press).

  2. Hoe meet de IAT impliciete attitudes?

    Antwoord: De IAT vraagt u om twee concepten te koppelen, bijvoorbeeld jong en goed, of bejaard en goed). Hoe sterker de twee concepten geassocieerd zijn, des te gemakkelijker is het om op ze reageren alsof ze één catgeorie vormen. Dus wanneer jong en goed sterk geassocieerd zijn, zou het makkelijker moeten zijn om sneller te reageren wanneer u gevraagd wordt dezelfde respons (bijvoorbeeld de E- of de I-toets) voor deze twee categorieën te geven. Wanneer bejaard en goed niet zo sterk geassocieerd zijn, zou het moeilijker moeten zijn om snel te reageren wanneer ze gekoppeld zijn. Dit geeft een indicatie van hoe sterk de twee typen concepten geassocieerd zijn. Hoe sterker ze geassocieerd zijn, des te sneller u zou moeten kunnen reageren. De IAT is een methode voor het meten van impliciete of automatische attitudes en wordt op deze website weergegeven. IN laboratorium onderzoeken worden echter ook andere methodes onderzocht, die gebruik maken van andere procedures.

  3. Wat betekent het als ik een testresultaat krijg waarvan ik vind dat het mij niet goed beschrijft, of dat ik dezelfde test twee keer doe maar steeds een verschillend resultaat krijg?

    Antwoord: Misschien hecht u meer waarde aan deze test dan zij eigenlijk verdient! De webversies van deze testen zijn noodzakelijkerwijs minder precies dan onze laboratoriumversies (en we beschouwen de labversies ook niet als 100% accuraat). Normaal gesproken verschillen uitkomsten op zijn minst een beetje tussen de ene afname en de andere. U kunt dit ontdekken als u een test herhaaldelijk uitvoert. We adviseren u om iedere test waarvan het resultaat u verrast nogmaals uit te voeren. Als de uitkomst zich herhaalt, is het resultaat betrouwbaarder dan het eerste resultaat alleen. Als de uitkomst varieert is de beste optie om het gemiddelde van de verschillende resultaten te nemen. Als de uitkomst echter veel verschilt tussen de ene afname en de andere (iets wat niet vaak voorkomt), adviseren we u om de resultaten als ‘niet overtuigend’ te beschouwen. Naast normale variaties in de betrouwbaarheid van de beoordeling, is ook bekend dat de IAT-score varieert afhankelijk van de sociale context waarin de test wordt afgenomen en recente ervaringen. Deze factoren zullen de eenduidigheid van metingen over meerdere gelegenheden beinvloeden. Voor meer informatie over betrouwbaarheid kijk opNosek, Greenwald, & Banaji, in press. Voor meer informatie over de veranderlijkheid van impliciete attitudes en stereotypes zie Blair, 2001.

  4. De rode X-en dwongen me om antwoorden te geven die ik eigenlijk niet passend vond. Betekent dit dat de test voor mij niet werkt?

    Antwoord: De instructiepagina van elke IAT vermeldt de woorden, namen en/of foto’s die in die test voorkomen. De pagina geeft ook aan tot welke categorie deze woorden of plaatjes behoren (De pagina zou bijvoorbeeld kunnen zeggen ‘goede woorden zijn: schitterend, mooi, gelukkig, plezier en lach.’). Echter, het is soms moeilijk om de plaatjes goed te zien of om te onthouden tot welke categorie ze behoren wanneer de test begint. Bij laboratoriumversies kunnen we ervoor zorgen dat iedereen de categorieën die in de test gebruikt worden begrijpt, evenals de woorden, gezichten of namen die tot de categorieën behoren. Voor de webversies van de testen hebben we plaatjes en woorden geselecteerd die voor de meeste mensen duidelijk bij een bepaalde categorie horen. Wanneer u een categorie die volgens u het beste bij een plaatje of woord hoort, door het programma meermaals als onjuist wordt beoordeelt (er verschijnen steeds rode X-en), dan lijkt deze test niet geschikt voor u. Wij hopen dat het meedoen aan de test desondanks een interessante ervaring voor u is geweest.

  5. Waar kan ik de technische bespreking van impliciete sociale cognitie en de IAT vinden?

    Antwoord: Artikelen van de laboratoria van de hoofdonderzoekers zijn beschikbaar via http://projectimplicit.net/ en op de persoonlijke pagina's van de onderzoekers. Voor beginners is er een overzicht van het onderwerp 'impliciete sociale cognitie' verkrijgbaar via Greenwald & Banaji in Psychological Review, (1995), en ook Psychological Review (2002). De eerste publicatie van de IAT was in een artikel van Greenwald, McGhee, & Schwartz in Journal of Personality and Social Psychology, (1998). Een meer recent artikel van Nosek, Greenwald, & Banaji (in press) is een samenvatting van de kennis over de betrouwbaarheid en validiteit van de IAT. Anthony Greenwalds website heeft ook informatie over de validiteit van de IAT ( http://faculty.washington.edu/agg/iat_validity.htm. Om te leren hoe je een IAT moet maken en om commentaar op de IAT te lezen, kijk op Lane et al. (in press)

  6. Jonge mensen vertonen een automatische voorkeur voor ‘Jong’. Vertonen oudere mensen een automatische voorkeur voor ‘Oud’?

    Antwoord: Gebleken is dat oudere mensen gemiddeld genomen geen automatische voorkeur voor hun eigen groep hebben ("ouderen"). Opmerkelijk is dat de voorkeur voor Jongeren net zo sterk is in de 60 plussers groep als in de groep van 20 jarigen. Waarom is dit zo? Misschien is het omdat "ouderen", in termen van sociale wetenschappers, een "gestigmatiseerde" groep is. Ook wordt het concept "oud" geassocieerd met andere concepten die als negatief ervaren worden zoals afnames in fysieke en mentale prestaties. Dit betekend dat iedereen, zowel jong als oud, waarschijnlijk automatisch negatieve associaties heeft met "oud". Ten slotte vinden de meeste mensen zichzelf niet oud. Het concept van oud schijnt op te schuiven naar mate we zelf ouder worden. Deze mogelijk gezonde attitude dat we onszelf als jong zien, weerhoudt ons ervan om positieve evaluatie te krijgen van een groep waar we zelf niet bijhoren. Voor meer informatie kijk op Mellott et al., 1999.

  7. Waarom wordt er gebruik gemaakt van gezichten om de groepen Blank en Zwart te representeren?

    Antwoord: In veel experimenten hebben we namen (in plaats van gezichten) gebruikt om de groepen Zwarte en Blanke Amerikanen te representeren. We gebruikten bijvoorbeeld namen als Tyrone, Malik en Jamel om zwarte Amerikanen te representeren en namen als Scott, Ryan en Geoff om blanke Amerikanen te representeren. Het probleem met het gebruik van namen in de ras test is dat ze de twee groepen misschien niet nauwkeurig representeren, vooral voor zwarte Amerikanen, die vaak ook traditionele Anglo-saksische namen hebben. Het zou ook kunnen dat namen die uitsluitend voorkomen bij zwarte Amerikanen het beeld van een specifieke subgroep van zwarte Amerikanen oproepen, waar specifieke stereotypen aan verboden zijn. Om deze interpretatieproblemen te vermijden, maken we bij de Zwart-Blank IAT nu gebruik van gezichten om de twee groepen te representeren. In laboratoriumonderzoek waarbij dezelfde groep mensen de twee versies van de Zwart-Blank IAT deden, één versie die gebruik maakte van gezichten van onbekende mensen (Zwart en Blank) en een andere versie die gebruik maakte van namen, vonden we dat de resultaten van de twee testen vergelijkbaar waren. Er zijn natuurlijk vele manieren om een groep te representeren (door middel van naam, fysieke eigenschappen, taal, culturele gebruiken etc.). Het gebruik van gezichten was een voor de hand liggende keuze vanwege het gemak waarmee ze te beoordelen zijn en vanwege het feit dat er geen taal vereist is om tot een oordeel te komen.

  8. Reflecteert de voorkeur voor Blank ten opzichte van Zwart in de Zwart-Wit attitude IAT sompelweg een voorkeur voor de eigen groep?

    Antwoord: Voor blanke deelnemers zou de automatische voorkeur voor Blanken zou voor een voorkeur voor de eigen groep kunnen weergeven. Maar de automatische voorkeur voor Blanken is meer dan dat: de voorkeur voor Blanken is even sterk aangetoond bij Aziatische Amerikanen, voor wie zowel Zwarten als Blanken geen groep zijn waar zijn zelf toe behoren. Vanuit dit licht bezien laat de IAT misschien een attitude zien die simpelweg aangeleerd is door een cultuur die geen hoge pet op heeft van Zwarte Amerikanen. Indien de resultaten van de IAT een voorkeur voor de eigen groep weergeeft, zouden Zwarten Amerikanen bovendien een zelfde niveau van automatische voorkeur voor Zwarten moeten hebben. Maar we weten dat dit niet het geval is. 50 % van de Zwarte Amerikanen vertonen een automatische voorkeur voor Zwart maar de overige 50 % heeft een automatische voorkeur voor Blank. Uit deze data kan geconcludeerd worden dat de IAT een combinatie is van automatische voorkeur voor je eigen groep en van wat in jouw cultuur als 'goed' gezien wordt.

  9. Laten gekleurde deelnemers een voorkeur voor Gekleurd ten opzichte van Blank zien op de ras attitude IAT?

    Antwoord: Hoewel de meerderheid van de blanke deelnemers een automatische voorkeur voor Blank boven Zwart vertoont, zijn de reacties van zwarte Amerikanen meer gevarieert. Hoewel sommige zwarte Amerianen een voorkeur voor Blank bovn Zwart vertonen, vertonen andere geen voorkeur en weer anderen vertonen een voorkeur voor Zwart boven Blank. Data die via deze website werden verzameld lieten steeds weer zien dat ongeveer evenveel zwarte deelnemers een pro-Blanke voorkeur hadden, als een pro-Zwarte voorkeur. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden doordat zwarte deelnemers op basis van ervaringen in hun culturele omgeving soortgelijke negatieve associaties hebben bij hun groep. Tegelijkertijd hebben zij ook positeve associaties, gebaseerd op het feit dat zij en hun nabije anderen tot deze groep behoren. Voor meer informatie zie Nosek, Banaji, & Greenwald, 2002.

  10. Laten jonge kinderen een automatische voorkeur voor Blank ten opzichte van Gekleurd zien?

    Antwoord: De gedachte dat kinderen geboren worden zonder voorkeuren voor bepaalde groepen en dat zij deze aanleren doordat zij opgroeien in een cultuur met vooroordelen is naief. Frances Aboud toonde aan dat kinderen expliciet negatieve attitudes uiten ten opzichte van groepen waar zij zelf niet toe behoren. Wij toonden aan dat zesjarige, tienjarige en volwassen blanken hetzelfde niveau van automatische voorkeur voor hun eigen groep vertoonenden. Wat met de tijd verandert zijn de expliciet geuitte voorkeuren, waarbij zesjarigen de sterkste voorkeur voor de eigen groep uiten, tienjarige 10 een gematigde voorkeur uiten en volwassenen de minste voorkeur uiten. Zie Baron & Banaji, 2006; Dunham, Baron, & Banaji, in press.

  11. Wat betekent het dat mijn IAT score als ‘licht’, ‘gemiddeld’ of ‘sterk’ bestempeld wordt?

    Antwoord: Stelt u zich voor dat u sneller reageert wanneer plaatjes van bloemen en plezierige woorden aan elkaar gekoppeld zijn (u reageert op beide categorieën door dezelfde toets te gebruiken) dan wanneer plaatjes van insecten en plezierige woorden aan elkaar gekoppeld zijn. Uw score zou dan beschreven worden als een indicatie van een automatische voorkeur voor bloemen. (In het algemeen wordt er een associatie tussen twee concepten veronderstelt wanneer er relatief snel geantwoord wordt wanneer deze concepten aan hetzelfde antwoord gekoppeld zijn). De labels ‘licht’, ‘gemiddeld’ en ‘sterk’ verwijzen naar de sterkte van de associatie (bijv. hoe sterk associeert u plaatjes van bloemen met plezierige woorden). Wanneer het verschil in snelheid tussen de twee combinaties zo groot is dat u zich er zelf van bewust bent, dan zal het effect ‘sterk’ genoemd worden, ongeacht welke IAT u gedaan hebt. Een effect dat ‘gemiddeld’ genoemd wordt, geeft een verschil aan dat u waarschijnlijk wel zou opmerken als u erop let. Een ‘licht’ effect daarentegen is zichtbaar in een statistische analyses, maar u zult zich er zelf waarschijnlijk niet bewust van zijn

  12. Mijn feedback was dat "er teveel fouten zijn gemaakt om een resultaat vast te stellen". Betekent dit dat ik geen automatische voorkeur of associatie heb?

    Antwoord: Deze test behoeft een zeker aantal correcte antwoorden om een interpreteerbaar resultaat te kunnen genereren. Indien uw feedback was dat 'er teveel fouten waren om een resultaat te bepalen', dan is de data geproduceerd in uw test zulks dat deze niet geinterpreerd kon worden ten aanzien van automatische associaties. Dit is anders dan een resultaat dat geen of weinig associaties toont, aangezien de laatste wordt gerapporteerd als 'weinig tot geen' automatische associaties.

  13. Wanneer komen impliciete attitudes overeen met expliciete attitudes?

    Antwoord: Er zijn twee redenen waarom directe (expliciete) en indirecte (impliciete) attitudes niet hetzelfde zijn. De meer eenvoudige verklaring is dat een persoon misschien niet zijn correcte attitude wil rapporteren. Bijvoorbeeld, als een professor aan een student vraagt "Houd u van soap series?", dan zou een student die er bewust van is elke dag twee uur soaps te bekijken misschien toch "nee" zeggen omdat hij zich er voor schaamt, en dus niet zijn genegenheid wil laten blijken. De tweede verklaring voor verschil tussen impliciet en expliciet is dat een persoon misschien niet in staat is om accuraat zijn attitude te rapporteren. Bijvoorbeeld, indien gevraagd "Houdt u van Turken?", zullen veel Duitsers antwoorden met "ja" omdat zij zichzelf zien als onbevooroordeeld. Edoch, een IAT kan laten zien dat deze zelfde Duitsers een automatische negatieve associatie hebben met Turken. (Dit IAT resultaat is redelijk duidelijk gedemonstreerd in Duitsland.) Duitsers die zo een reactie hebben, zijn niet van bewust van hun impliciete negativiteit en zijn daarom niet in staat dit expliciet te rapporteren. Het onderscheid tussen niet willen en niet kunnen is zoals het verschil tussen iets verbergen voor anderen versus iets dat verborgen is voor u. Voor meer informatie over de relatie tussen impliciete en expliciete attitudes, zie Nosek, 2005.

  14. Wat kan ik doen aan een automatische voorkeur die ik liever niet zou hebben?

    Antwoord: Allereerst, houdt in gedachten dat deze website IAT tests niet perfect betrouwbaar zijn. Misschien wilt u een test overnieuw doen alvorens u zelfs een voorlopige conclusie trekt. Aan de andere kant is het erg goed mogelijk om een automatische voorkeur te hebben die u liever niet zou willen hebben (de onderzoekers die deze test hebben ontwikkeld vallen in deze categorie). Een oplossing is het beleven van ervaringen die de eerdere ervaringen op basis waarvan u de ongewilde voorkeur hebt ontwikkeld, tegengaan. Dit kan inhouden: lezen en zien van materiaal inhouden die tegen de ongewilde voorkeur ingaat; omgaan met mensen die u in ervaringen voorzien die de voorkeur tegen gaan. Een meer praktische oplossing is het bewust blijven van de aanwezigheid van de ongewenste voorkeur, waarbij u erkent dat dit op een ongewilde manier invloed kan hebben op uw oordelen en acties. Daarnaast zou u bewuste acties kunnen ondernemen die compenseren voor onbewuste voorkeuren en overtuigingen. Dit kan inhouden: Handelen op een manier waarop u normaal niet zou handelen, zoals het glimlachen naar ouderen indien u weet dat u een onbewuste voorkeur hebt voor jongere mensen. Het identificeren van effectieve wijzen waarop een ongewilde automatische voorkeur kan worden gemanaged of gewijzigd is een actuele onderzoeksvraag in de psychologische wetenschap. Het goede nieuws is dat automatische voorkeur ook smeedbaar zijn. Voor meer informatie over de smeedbaarheid, zie Blair 2001.

  15. Kan een resultaat dat verwijst naar een voorkeur voor een groep ten opzichte van een andere groep ontstaan door meer bekendheid met de ene groep dan met de andere groep?

    Antwoord: De mogelijkheid dat bekendheid met een categorie (zoals bloemen) vergeleken met een andere (zoals insecten) de prestatie kan beinvloeden, is onderzocht. Het blijkt dat de bekendheid van individuele items in de categorien niet veel invloed heeft op de IAT effecten. Integendeel, bekendheid kan gerelateerd zijn aan impliciete attituden. Daarnaast, de gezichten gebruikt in de web-versies van de ras en leeftijd IAT zouden even onbekend moeten zijn, omdat ze allen 'morphs' zijn geconstrueerd met de computer; geen is het gezicht van een echt persoon. Voor meer informatie, zie Ottaway et al., 2000, Dasgupta et al., 1999, and Rudman et al., 1999. Tegelijkertijd is er een belangrijke relatie tussen bekendheid en leuk vinden, een relatie die teruggaat naar klassiek psychologisch onderzoek. Derhalve kan er een rol zijn van bekendheid in het leuk vinden van de categorien. Mensen zijn geneigd categorien leuk te vinden waar ze bekend mee zijn (indien vergeleken met categorien waar ze niet bekend mee zijn). Wat in eerste instantie een impliciet vooroordeel lijkt, zou zijn basis kunnen hebben in onbekendheid. We denken dat dit in ieder geval de voorkeur veklaart van jonge kinderen voor hun eigen groep, en voor datgene wat vertrouwd en bekend is. Zie Baron & Banaji, 2006.

  16. Als mijn IAT een automatische voorkeur voor Blank laat zien, betekent dit dan dat ik bevooroordeeld ben?

    Antwoord: Dit is een erg belangrijke vraag. Sociaal psychologen gebruiken het woord 'bevooroordeeld' om mensen te beschrijven die een negatieve attitude hebben en discriminerend gedrag vertonen naar verscheidene mensen buiten de eigen groep. Veel mensen die automatisch een witte voorkeur hebben op de Zwart-Blank attitude, zijn niet bevooroordeeld volgens voorgenoemde definitie. Het is mogelijk om een IAT vooroordelen aan te tonen die niet bewust worden onderschreven, of zelf vooroordelen die in tegenspraak zijn met de bewuste attitude en overtuigingen. Mensen die een egalitaire bewuste attitude hebben, ondanks een automatische voorkeur naar blanken, kunnen nog steeds in staat zijn op een niet-bevooroordeelde manier te functioneren door actief te voorkomen dat hun automatische blanke voorkeur discriminatoir gedrag produceert. Edoch, indien we deze actieve inspanning verminderen, dan zullen deze niet-bevooroordeelde mensen ook geneigd zijn om discriminatie te vertonen. De relatie tussen impliciete en expliciete attitudes is erg interessant voor sociaal psychologen. Verscheidene doen onderzoek naar dit onderscheid voor ras-gerelateerde attitudes. Voor meer informatie, zie Banaji, Nosek, & Greenwald, 2004.

  17. Komen automatische ras- of etnische voorkeuren ook voor in andere landen, ten aanzien van andere groepen?

    Antwoord: Ja, deze zijn reeds gedemonstreerd via de IAT in verscheidene Aziatische, Euopese, en Australische groepen. We hebben een sterk vermoeden dat deze automatische voorkeuren een universeel verschijnsel zijn.

  18. Waarom laten veel mensen een automatische voorkeur voor Blank ten opzichte van Zwart zien?

    Antwoord: Automatische Witte voorkeuren kunnen gebruikelijk zijn voor Amerikanen vanwege de diepe negatieve associaties met zwarten in deze maatschappij. Grote aantallen negatieve referenties naar zwarte Amerikanen in Amerikaanse cultuur en media dragen misschien bij aan deze negatieve associaties. Zulke negatieve referenties kunnen vooral een residu zijn van de lange geschiedenis van rassendiscriminatie in de Verenigde Staten, in plaats van actieve pogingen van de media om te discrimineren.

  19. Wat is een impliciete attitude?

    Antwoord: Een attitude is een positieve of negatieve evaluatie van een zeker object. Een impliciete attitude is een attitude die invloed kan hebben op je attitude ten aanzien van gerelateerde objecten. Bijvoorbeeld: Stel dat het bedrijf waar je vriendin voor werkt wordt aangeklacht. Indien je geneigd bent te geloven dat het bedrijf onschuldig is, kan dit komen door je positieve attitude naar je vriendin. Omgekeerd is je positieve attitude naar het bedrijf een indirecte (impliciete) indicatie van de positieve attitude naar je vriendin. (Als je gelooft dat het bedrijf schuldig is, dan zou de relatie met je vriendin een moeilijke kunnen zijn!). Het woord 'impliciet' wordt gebruikt omdat deze krachtige attitudes soms niet publiekelijk te zien zijn, en soms zelf niet bewust zjin. Voor meer informatie over impliciete attitudes, zie this paper (Banaji, 2001).

  20. Wat is een impliciet stereotype?

    Antwoord: Een stereotype is een geloof dat leden van een groep over het algemeen een zekere eigenschap hebben (bijvoorbeeld het geloof dat vrouwen verzorgend zijn). Een impliciet stereotype is een stereotype dat sterk genoeg is om onbewust toch effect te hebben. Bijvoorbeeld, probeer de volgende vraag te beantwoorden: Is Peter de Groot de naam van een bekend persoon?. Als je vermoedt van wel, ben je misschien indirect een stereotype aan het toepassen dat de categie "man" (meer dan de categorie "vrouw") associeert met prestaties die faam verdienen. Dit soort oordelen zijn gebruikt in de eerste experimentele studies naar impliciete stereotypen (Banaji & Greenwald, 1995; Banaji, Hardin, & Rothman, 1994).

  21. Wat zijn 'expliciete' attitudes of overtuigingen?

    Antwoord: Expliciete attitudes komen direct tot uitdrukking of zijn publiek bekend. Bijvoorbeeld, de vraag naar je oordeel over specifieke groepen, de wetenschap, of jezelf voordat je een IAT doet, is een vraag naar je expliciete attitudes. De standaard procedure voor het meten van expliciete attitudes is het vragen hiernaar (een procedure bekend als 'zelfrapportage'). Bijvoorbeeld, de antwoorden die je invult bij een opiniepeiling worden gezien als expliciete attitudes.

  22. Wat is het verschil tussen 'impliciet' en 'automatisch'?

    Antwoord: De termen "onbewust", "automatisch" en "impliciet" zijn sterk gerelateerd. Ze verwijzen allen naar mentale associaties die dermate sterk zijn dat ze opereren zonder bewustzijn, intentie of controle.

  23. Wat is het verschil tussen v'oorkeur', 'attitude' en 'associatie'?

    Antwoord: Een 'associatie' is de mate waarin een concept (in je geest) is verbonden met een ander concept. Bijvoorbeeld, iemand kan wetenschap meer associeren met mannen dan met vrouwen. Dit kan onder andere komen door hetgeen diegene gelooft over de vaardigheden van mannen en vrouwen, of door observaties van het aantal mannen en vrouwen dat werkzaam is in de wetenschap. Dit type associatie is een stereotype: De associatie van een concept (wetenschap) met een attribuut (man of vrouw). Een 'voorkeur' of een 'attitude' is een specifieke soort associatie. Een attitude is een associatie tussen een concept een evaluatie zoals good-slecht, positief-negatief, of aangenaam-vervelend. De IAT kan associaties meten tussen concepten en evaluaties. Bijvoorbeeld, een sterkere associatie tussen Jong en goed versus Oud en goed op een leeftijdsIAT kan een impliciete voorkeur voor Jong boven Oud suggereren.

Copyright © IAT Corp.